Vuur is er altijd al geweest. Denk maar aan vuur veroorzaakt door natuurverschijnselen als donder en bliksem.
De oermens kon eerst nog niet zelf vuur maken. Vuur kon hooguit gevangen worden. Door bijvoorbeeld vuur bij een bosbrand of blikseminslag uit de natuur te halen.
Tot de oermens zelf in de gaten kreeg hoe ze vuur kon maken.
Super handig! Voor het koken van water, het bakken van brood of het braden van vlees. Of, om zich een beetje warm te houden. Een vuurtje dat gelijk de omgeving verlicht en wilde dieren op afstand houdt. Vuur betekende leven en overleven.

Vuur heeft ook een keerzijde. Als het vuur niet meer onder controle is spreken we van ‘brand’.
Grote gezinnen woonden in brandgevaarlijke huizen gemaakt van hout met rieten daken. Hierin werd gestookt met open vuur. Onvoorzichtigheid met vuur of blikseminslag zorgden er vaak voor dat tot ver in de 17e eeuw weinig te doen was tegen brand.
Oók tegenwoordig is het ontstaan van branden vaak een gevolg van menselijk handelen. Door onvoorzichtigheid of onwetendheid ontstaan de meeste branden. Denk hierbij aan het niet opletten bij eten koken of verkeerd stookgedrag bij hout- en pelletkachels. Door de komst van elektriciteit ontstaan meer branden in elektrische apparaten, bijvoorbeeld door overbelasting. Steeds meer apparaten hebben een accu/batterij. Het opladen hiervan gebeurt niet altijd even veilig. Door de klimaatverandering ontstaan steeds meer natuurbranden.
Gelukkig kun je zélf veel doen om de meeste branden te voorkomen. In de lessen van de landelijke leerlijn Brandweer op School leer je gevaren herkennen en wat je kunt doen om het risico op het ontstaan van brand kleiner te maken.